De school

(schoolplan van Kathy van den Berg, januari 2023)

Basisonderwijs gebaseerd op de principes van Maria Montessori.

De leerlingen volgen de leerlijnen van de basisvakken in hun eigen tempo met behulp van individueel en zelfcorrigerend lesmateriaal. Veel lesjes kunnen in tweetallen verwerkt worden soms ook in een groepje.

Ontdekkend leren

Er zijn voorgestructureerde lesmaterialen, maar ook open uitdagingen waarbij de leerlingen zelf op onderzoek uitgaan. De leermethode is gericht op zelf ontdekken en inzicht verkrijgen. De leerlingen leren eigen initiatief te nemen, vragen te formuleren en op zoek te gaan naar antwoorden. Vaak zal dit gebeuren in samenwerking met andere leerlingen. Hierbij leren ze vraagstukken te bespreken, taken te verdelen, thema’s uit te werken en antwoorden te presenteren. De thema’s voor wereldoriëntatie kunnen zo nog verder uitgediept worden naar eigen ideeën van de leerlingen.

De rekenmaterialen zijn ook gericht op opdekkend leren. Door het handelen met tastbare materialen ontdekken ze spelenderwijs alle aspecten van het rekenonderwijs, van tellen en sorteren, tot berekeningen met breuken.

Heterogene groepen

De leerlingen zijn verdeeld in drie groepen:

– onderbouw, 4 tot 6 jaar (groep 1 en 2)

– middenbouw, 6 tot 9 jaar (groep 3,4 en 5)

– bovenbouw, 9 tot 12 jaar (groep 6,7 en 8)

Er kunnen meerdere onder- , midden- of bovenbouwgroepen zijn. Per bouwgroep zijn er 20 tot 30 leerlingen, gelijkmatig verdeeld over de jaargroepen, dus maximaal 10 leerlingen per leeftijdsgroep.

Het voordeel van heterogene groepen is dat iedereen een keer bij de jongsten in de groep hoort en later bij de oudsten hoort. Men leert zich dus in elke positie te handhaven en leert de anderen beter te begrijpen. De oudere leerlingen helpen de jongeren; zo wordt iedereen een keer geholpen en is later zelf helper. Dat helpen betreft uitleg over werkwijze en inrichting van de klas en uitleg over de lesjes. De leerkracht legt aan het begin van het jaar de belangrijke zaken uit, maar de jongeren kunnen ook nog van alles aan de oudere leerlingen vragen. Als een leerling iets niet snapt vraagt hij eerst hulp en extra uitleg aan een oudere leerling, als het nog steeds onduidelijk is vraagt hij het aan de leerkracht. Door de lesstof aan de jongeren uit te leggen verinnerlijken de oudere leerlingen de lesstof en onthouden het nog beter.

Thematisch werken

Voor wereldoriëntatie zijn er verschillende thema’s die zo mogelijk doorlopen in taal, rekenen, creatieve ontwikkeling en geschiedenis. Zo worden alle aspecten van het thema behandeld, zien de leerlingen een grotere samenhang en ontdekken ze de relevantie van onder anderen taal en rekenen in het dagelijkse leven. Het thema wordt door de hele groep behandeld, maar niet iedereen hoeft alle opdrachten te maken. De opdrachten zijn op verschillende niveaus zodat er voor elke leeftijd en ieders kunnen mogelijkheden zijn om de lesstof te verwerken. Er zijn dus eenvoudige opdrachten voor de jongeren in de groep en uitgebreidere opdrachten voor de gevorderden. Op die manier kan een leerling verschillende keren met het thema in aanraking komen zodat het geleerde beter beklijft.

Behalve de uitgewerkte thema’s kunnen de leerlingen zelf ook een thema aandragen. Actuele situaties en interesses worden serieus genomen en met de leerlingen besproken en uitgewerkt. Dat kan met de hele groep, in kleine groepjes of in tweetallen.

Lesmaterialen

De lesmaterialen zijn gebaseerd op de principes van Maria Montessori. De lesstof is verdeeld in verschillende ‘werkjes’ die de kinderen individueel of in tweetallen verwerken. De werkjes hebben een vaste volgorde en vormen daarmee een complete leerlijn die alle aspecten van de lesstof bevat.

De lesmaterialen zijn aantrekkelijk vormgegeven en zelfcorrigerend. Bij jonge kinderen geeft de leerkracht instructie en doet het voor, waarna de kinderen er verder zelfstandig mee kunnen werken. Bij de meeste werkjes zit een geschreven instructie, in begrijpelijke taal met eventuele voorbeelden. De leerlingen die kunnen lezen hebben op die manier niet altijd de leerkracht nodig voor de uitleg. Dit is tevens een goede oefening voor begrijpend lezen. De oudere leerlingen kunnen zo ook de jonge leerlingen helpen, uiteraard onder toezicht van de leerkracht.

Veel werkjes zitten in houten kistjes of doosjes (vaak passend bij de inhoud). Er zijn veel tastbare materialen (rekenfiches, miniatuur dieren, natuurmaterialen, en dergelijke), woordkaartjes, kaartjes met uitleg en opdrachten, en veel afbeeldingen. Nergens zijn onnodige plaatjes die alleen maar ‘leuk’ zijn. De opdrachten zijn zeer uiteenlopend, individueel of in samenwerking; schrijven, tekenen, rekenen, doen, maken en zeker ook onderzoeken.

Er zijn dus geen standaard lesboekjes en werkboeken. Wel zijn er veel verschillende boeken aanwezig in diverse leesniveaus en over uiteenlopende onderwerpen. De leerlingen hebben schriftjes waar ze in kunnen schrijven.

Taal en rekenen gebeurt met een vaste leerlijn die individueel wordt afgelegd. Wereldoriëntatie is een groepsgebeuren en werkt met verschillende thema’s. Binnen dat thema zijn er ook individuele werkjes op verschillende (lees)niveaus. Door de vele afbeeldingen en echte voorwerpen met korte eenvoudige beschrijving kunnen ook dyslectische of moeilijk lerende kinderen meedoen.

De geschiedenis wordt aan de hand van de tijdlijn verduidelijkt. Vanuit verhalen en boeken worden gebeurtenissen besproken en op de tijdlijn geplaatst. Dit maakt tijdverloop en tijdsperiodes inzichtelijk.

Voor muziek zijn er diverse muziekinstrumenten, meest ritme-instrumenten.

Voor creatieve ontwikkeling zijn er allerlei knutselmaterialen en gereedschappen. Voor rollen- en toneelspel zijn er hoeden, petten en dergelijke en heel verschillende lappen die als kostuum gedragen kunnen worden. Geen kant en klare kostuums, maar mogelijkheden om naar eigen fantasie te verkleden.

Vakken

Taal

– werken met de taalkistjes en taalthema’s (uitgewerkte leerlijn)

– lezen van boeken en losse teksten

– gesprekken over taal, kunst, boeken, verhalen

– schrijven van berichten, brieven, verhalen, gedichten enz.

– taalspelletjes

Rekenen

– werken met de rekenkistjes en andere materialen (uitgewerkte leerlijn)

– meten en rekenen in de praktijk (in en om de school, reële situaties met de groep berekenen)

– sommen oefenen op de computer

– rekenspelletjes

Wereldoriëntatie

– werken met de themakisten (uitgewerkte projecten over aarde en natuur)

– ‘ontdekkingsreizen’ in de omgeving,

– kaarten en plattegronden

– informatie over landen en culturen

– onderzoek en experimenten met natuurkunde en techniek

– veiligheid

Geschiedenis

– werken met tijdlijnen

– bespreken van afbeeldingen en boeken

– verhalen van grootouders e.d.

– voorleesverhalen,

– zoveel mogelijk aansluiten bij projecten voor wereldoriëntatie of taal

Creatieve ontwikkeling

– werken met diverse handvaardigheidstechnieken en materialen

– liefst binnen het thema van de wereldoriëntatie

– samen verhalen schrijven, tekenen en anderszins uitbeelden

– drama en dans

Muziek

– geluid en klank

– ritme (tikken, instrumentjes)

– zingen

– muziekinstrumenten, kijken en luisteren

– verschillende soorten muziek luisteren

– muzieknotatie

Beweging

– Alle aspecten van het bewegingsonderwijs

Verwerking en toetsing van de lesstof

De werkjes en thema’s bevatten veel informatie die op verschillende manieren aangeboden wordt. Zo zijn er afbeeldingen, teksten en verschillende voorwerpen. Er zijn kaarten met verschillende opdrachten. Dat kunnen vragen zijn over de inhoud, puzzeltjes, combineer-opdrachten, teken- of knutselopdrachten, opzoek- of onderzoeksopdrachten. Bij elk thema zijn vakoverschrijdende opdrachten, bijvoorbeeld schrijfopdrachten, berekeningen en tabellen. Er wordt bij de opdrachten rekening gehouden met verschillende leerstijlen en niveaus.

Waar mogelijk zit bij de instructie-kaart ook een antwoorden-kaartje. De leerlingen kunnen zelf controleren of het goed is, maar de leerkracht kan er ook voor kiezen om de antwoorden weg te laten en achteraf zelf te controleren.

De leerkracht controleert de gemaakte opdrachten en bespreekt die met de leerling. Hiermee zal duidelijk worden of de leerling de lesstof beheerst en begrijpt.

Voor het inoefenen van spelling en automatiseren van bijvoorbeeld de vermenigvuldigingen kunnen de leerlingen samen trainen en elkaar overhoren. Indien gewenst kan de leerkracht een dictee afnemen, maar alleen als de woorden bekend en ingeoefend zijn.

Het inoefenen van rekensommen gebeurt met de computer. Het rekenprogramma houdt de vorderingen per leerling bij.

Presentaties

Een mooie manier om te laten zien wat er geleerd is, is een presentatie in de vorm van een tentoonstelling. Op een tafel worden werkstukken, voorwerpen, afbeeldingen die de leerlingen zelf verzameld of gemaakt hebben uitgestald en van tekstkaartjes voorzien. De leerlingen leren om een duidelijk beeld te geven, niet te druk maar wel interessant voor de kijkers. De tafel staat het liefst in een gang of aula waar ook de ouders regelmatig komen, zodat iedereen het kan zien.

Een presentatie kan ook in een hele andere vorm, bijvoorbeeld een toneelstukje, een spreekbeurt of een zelf gemaakt lied.

Het geleerde kan ook gepresenteerd worden in een zelf gemaakt boek. De leerlingen schrijven de tekst, maken tekeningen en zoeken afbeeldingen. Dit werkstuk wordt mooi verzorgd en vormgegeven en kan worden ingebonden in een stevige kaft; het wordt dus een echt boek. Dit kunnen de leerlingen individueel maken, maar het kan ook als schoolproject met de groep gemaakt worden en zal dan op school blijven, als lesboek voor andere kinderen.

Kort overzicht Taal

Taalwerkjes

Vanaf de jongste leerlingen worden taalwerkjes aangeboden, waarbij het in het begin gaat om letters schrijven op een krijtbord, letters neerleggen en combineren, stempelen, namen en woordjes maken. Kinderen die interesse tonen in woordjes kunnen beginnen met de serie leeskistjes. Die vormen het begin van een uitgewerkte leerlijn voor taal, van beginnend en begrijpend lezen tot zeer uiteenlopende oefeningen voor de bovenbouw. Er wordt bij voorkeur gewerkt in tweetallen.

Na de eerste leeskistjes zijn er vier taalthema’s met verschillende verwerkingsvormen:

– mensen en boeken

– eten en drinken

– dieren

– wonen

Daarna zijn er meer kistjes, blikjes, mapjes en kaarten met losse opdrachten die zelfstandig verwerkt kunnen worden.

De taalkoffer

De taalkoffer bevat uitdagende informatie en opdrachten voor de iets gevorderde lezers. Er is een kastje met 12 laatjes met woordkaartjes om zinnen mee te maken, puzzelgedichten, worden verzamelen, leesteksten met vragen, vertel- en schrijfopdrachten, informatie en opdrachten over andere talen, enkele werkbladen enzovoorts.

Vrij lezen

Er zijn veel leesboeken van verschillende niveaus, boeken en kaarten met gedichten, boeken met informatie over allerlei onderwerpen. Regelmatig wordt een boek klassikaal besproken.

Schrijven

Er wordt aandacht besteed aan verschillende schrijfopdrachten, zoals brieven, gedichten, verhalen en korte berichten. Deze opdrachten sluiten zoveel mogelijk aan bij het lopende onderwijsthema.

Mondeling taalgebruik

Mondelinge vaardigheden worden geoefend in groepsgesprekken, spreekbeurten, voordrachten en toneelstukjes.

Aansluiten bij wereldoriëntatie

In de themakisten van wereldoriëntatie zitten ook taalopdrachten. Deze kunnen verder uitgebreid worden met vergelijkbare oefeningen.

Kort overzicht Rekenen

Individuele verwerking (of in tweetallen)

Vanaf de jongste leeftijd komen kinderen in contact met hoeveelheden en getallen. In verschillende spelvormen wordt dit dan ook aangeboden zodra de kinderen interesse hierin tonen. Rekenen wordt aangeleerd met behulp van tastbaar materiaal waarna de opdrachten meer abstractie krijgen en als sommen genoteerd worden. Er zijn kistjes met rekenmaterialen voor:

– tellen,

– hoeveelheden vergelijken,

– telrij oefenen,

– splitsen,

– optellen en aftrekken,

– verdelen,

– groeperen,

– en dergelijke.

Hiernaast zijn er oefensommen die individueel verwerkt kunnen worden. Voor de bovenbouw is er een uitgebreide leergang voor breuken, die het best in tweetallen verwerkt kan worden.

Klassikale momenten

Regelmatig wordt klassikaal gerekend. Dit altijd vanuit een realistische situatie in en om de school. Denk hierbij onder anderen aan:

– schriften tellen, potloden verdelen (Zijn er genoeg voor iedereen?),

– klaslokaal opmeten, gordijnstof berekenen en dergelijke,

– tijd meten en berekenen,

– buiten: afstanden schatten, meten, berekenen; verkeer, bomen, dieren en dergelijke tellen, gemiddelde

berekenen (auto’s per minuut)

Computer

Op de computer kunnen de leerlingen sommen oefenen. Dit gebeurt met een rekenprogramma dat de vorderingen bijhoud. De leerlingen krijgen direct feedback op de uitkomsten, wat vele malen beter werkt dan een schrift dat een leerkracht achteraf corrigeert.

Groepsspel

Er zijn verschillende rekenspellen die in tweetallen of een groepje gespeeld kunnen worden.

Geometrie

De verwerking van de geometrie-werkjes loopt parallel met de rekenwerkjes. De volgorde is niet dwingend en de leerlingen kunnen meerdere keren en op verschillende manieren met de materialen werken.

Er zijn zes kistjes met vlakke geometrische figuren waar op verschillende manieren naar gekeken en mee gewerkt kan worden. Geometrische termen komen aan de orde.

In vier kunststof dozen zijn materialen en instructiekaarten om driehoeken en rechthoeken te construeren, oppervlaktes te berekenen en hoeken te meten. Op het spijkerbord worden driehoeken gemaakt en gemeten. In de map ‘decoratieve geometrie’ zijn tekenopdrachten en maken de leerlingen kennis met kunstenaar M.C. Escher. Verder zijn er platonische lichamen die nagebouwd kunnen worden van karton.

Kort overzicht Wereldoriëntatie

Werken met de themakisten

Er zijn verschillende thema’s volledig uitgewerkt, met informatie en opdrachten. De uitwerking is vakoverschrijdend en bevat meestal ook informatie en opdrachten voor taal, rekenen, tekenen en dergelijke. De leerlingen werken meestal in tweetallen en soms in een groepje; introductie van het thema is klassikaal. Het grootste project is ‘De Zee’ dat door de hele school heen loopt, voor alle leeftijden en niveaus zijn er verwerkingsvormen en opdrachten.

De thema’s:

– De zee

– Vogels

– Stenen

– Insecten

– Planten kweken

– Pinda’s

– Natuur in Nederland

– Aarde en andere planeten

– Energie

– De Tijd (groot project voor de bovenbouw) (kalenders e.d., techniek, geschiedenis, rekenen)

Naast de themakisten is er ook materiaal dat door het jaar heen door de leerlingen zelf gekozen kan worden. Er zijn verschillende dieren-mapjes die individueel of in tweetallen verwerkt kunnen worden, maar ook spellen voor een groepje.

‘ontdekkingsreizen’ in de omgeving

Tijdens de regelmatige wandelingen in de buurt kunnen veel ontdekkingen worden gedaan. Vóór de wandeling wordt besproken waar onderweg op gelet moet worden; bijvoorbeeld vervoersmiddelen, planten, dieren, huizen, daken, tuinen, maar ook begrippen als kleur, geur, geluid, sfeer, licht en dergelijke. Na de wandeling wordt het onderwerp verder besproken en eventueel verder verwerkt door middel van verhalen en gedichten schrijven, tekeningen of andere creatieve uitingen.

Kaarten en plattegronden

Er hangt een kaart van Nederland in de klas, een kaart van Europa en er staat een duidelijke wereldbol. Door de dag heen kunnen hier plaatsen en landen aangegeven worden als die in een gesprek of tekst ter sprake komen. Verder zijn er opdrachten over Nederland en de rest van de wereld die individueel of in tweetallen verwerkt kunnen worden.

Zelf plattegronden maken is een leuke en zinvolle bezigheid. Het begint met plattegronden van gebouwen en daarna de omgeving van huis en school. Een mooie combinatie met rekenen en tekenen.

Informatie over landen en culturen

Er zijn verschillende boeken aanwezig over diverse landen en culturen. Die kunnen individueel of in tweetallen bekeken en gelezen worden. Zoveel mogelijk worden mensen gevraagd (volwassenen en kinderen) om iets te vertellen over hun land of cultuur. Bij bijzondere gebeurtenissen in de wereld wordt klassikaal aandacht besteed aan de betreffende landen en culturen, altijd politiek neutraal, altijd vanuit gewone mensen in de normale situatie in dat land.

– ‘Scandinavië’ is een uitgewerkt thema voor de bovenbouw met informatie en opdrachten, met o.a. geschiedenis over de Vikingen.

Onderzoek en experimenten

Er zijn kistjes met benodigdheden voor onderzoek en experimenten op het gebied van Natuurkunde en Techniek. Er zijn diverse boeken over techniek en natuurkundige verschijnselen. In tweetallen of groepjes kan hiermee gewerkt worden. Soms zal een leerkracht intensief moeten begeleiden en soms kunnen de leerlingen het zelfstandig verwerken. Onderwerpen zijn onder anderen:

– magnetisme

– licht en optiek

– elektriciteit

– temperatuur

– het weer

– uurwerktechniek (onderdeel van thema ‘Tijd’)

– microscoop

Veiligheid

Sociaal-maatschappelijke ontwikkeling en veiligheid.

– Let Op! Lessen over gevaren en risicosituaties in het leven.

Met behulp van gesprekken en filmpjes worden gevaarlijke situaties, en hoe je er op een juiste manier op kunt reageren, besproken.

Kort overzicht Geschiedenis

Werken met tijdlijnen

Vanaf de middenbouw wordt er aandacht besteed aan Geschiedenis. Eerst wordt er gekeken naar de tijd van nog niet zo lang geleden, de ouders en enkele generaties daarvóór. Dan maken we een sprong naar de prehistorie, vooral omdat we die tijd kunnen bezoeken in het openluchtmuseum, het prehistorische dorp in Eindhoven. Dit is de tijd van vóór onze jaartelling die we hier van dichtbij mee kunnen maken.

Daarna kan alles in de tussenliggende tijd (onze jaartelling) behandeld worden en aan de tijdlijn geplaatst worden. Als kinderen zelf met vragen of onderwerpen komen dan kan dit besproken worden, er kunnen boeken over gelezen worden, afbeeldingen bekeken worden en tot slot kan er een kaartje gemaakt worden voor aan de tijdlijn. Onderwerpen kunnen heel verschillend zijn, van ridders en kastelen tot uitvindingen of kleding, van beroepen en gereedschappen tot woningen en monumenten. Het zijn onderwerpen uit het dagelijkse leven, politiek en militaire onderwerpen zijn minder relevant. Het hoeft niet op chronologische volgorde, de volgorde wordt zichtbaar op de tijdlijn. De tijdlijn wordt regelmatig met de groep besproken.

Bespreken van afbeeldingen en boeken

Er zijn in de klas verschillende soorten boeken over het verleden, over bepaalde periodes en over bepaalde thema’s. Regelmatig wordt een tafel ingericht over het actuele onderwerp, met boeken, afbeeldingen, voorwerpen en dergelijke. Ook worden verhalen verteld of voorgelezen over het onderwerp. Er wordt zoveel mogelijk aangesloten bij het thema van wereldoriëntatie. Zo is er bij het bovenbouwthema ‘Scandinavië’ een deel over de Vikingen.

Verhalen van grootouders e.d.

Voor zover mogelijk worden grootouders of andere ouderen gevraagd om te komen vertellen over vroeger. Dat kan passend bij een thema zijn of heel algemeen.

Voorleesverhalen

Door te luisteren naar verhalen kunnen de leerlingen zich beter een beeld vormen over de betreffende tijd. De verhalen zijn vooral gebaseerd op het gewone leven in eerdere tijden.

Kort overzicht Creatieve Ontwikkeling

Werken met verschillende materialen

– papier en karton

– textiel

– klei

– hout en metaal

Allerlei knutselwerkjes naar voorbeeld (zie talloze knutselboeken), maar ook naar eigen idee van de leerlingen. De leerlingen krijgen op verschillende momenten de tijd om creatief bezig te zijn door een vaste knutseltafel en een materialenkast neer te zetten. Het is belangrijk dat gereedschappen een vaste plek hebben op een gereedschapsbord of in vakjes in lades of kistjes. Let op veiligheid en bescherming van kleding en dergelijk.

Aansluiten bij onderwijsthema

De creatieve vorming sluit zoveel mogelijk aan bij het lopende thema van wereldoriëntatie. Hierbij kan alle kanten op gedacht worden zoals voorwerpen die bij het thema passen, schilderijen van voorwerpen of situaties, maquettes, decoraties enzovoorts. Aan het einde van een thema kan een tentoonstelling opgebouwd worden (kan gewoon op een tafel) over dit thema, met naast afbeeldingen, boeken en dergelijke ook de creatieve werkstukken. Het opbouwen van een tentoonstelling is een goed leermoment: indeling, overzicht, duidelijke uitleg (kaartjes), volledigheid, enzovoorts. Laat buitenstaanders kritisch kijken naar de tentoonstelling zodat alles goed duidelijk is. Heel leuk is het om de tafel in de hal te zetten zodat iedereen het kan bekijken.

Verhalen uitbeelden

Creativiteit is niet alleen knutselen, maar ook het bedenken van originele verhalen, situaties en oplossingen. Dat kan naar aanleiding van een bestaand verhaal of gegeven, bijvoorbeeld uit het thema van wereldoriëntatie of een voorleesboek. Samen kun je een verhaal verzinnen en opschrijven, maar ook uittekenen of in scenes nabouwen. Een bestaand verhaal kan een ander einde krijgen; personen kunnen nader worden beschreven en getekend; het verhaal kan zich in een andere omgeving afspelen; een onbeduidend detail kan uitvergroot worden. Dit is een echt groepsproces waar iedereen een rol in kan vervullen: bedenken, schrijven, tekenen, maquette bouwen, kleding maken (voor een pop of leerlingen zelf), handpoppen of marionetten maken, enzovoorts.

Drama en dans

De dramalessen vinden plaats in een grote vrije ruimte (speellokaal of ruime hal). Vrij bewegen, een rol aannemen, emoties uitbeelden, op elkaar reageren in rollenspel, zijn belangrijk om zichzelf, de ander en de wereld te begrijpen. Er wordt gewerkt met groepsspel en dramacomposities, zoals beschreven in de boeken van Fred Houtzager (‘Aan den lijve’ en ‘Een geschenk van de woestijn’). Er zijn hoeden, petten, attributen en losse doeken (om te verkleden) aanwezig. Er zijn geen kant en klare kostuums, die stellen de leerlingen zelf samen (met de doeken). Ook kunnen ze zelf kleding en attributen maken. Het liefst sluiten de dramalessen aan op het onderwijsthema van het moment. Bij dans wordt er geluisterd naar, en gedanst op verschillende soorten muziek. Naast het vrij bewegen kunnen er ook vaste dansjes aangeleerd worden. Ook wordt het tempo, de sfeer, melodie en dergelijke van de muziek besproken. (Wat voel je? Wat doet het met je?)