De inhoud van het dierenkastje

1. Mannetjes en vrouwtjes

Op de kaartjes staan mannetjes-dieren en vrouwtjes-dieren.

Leg steeds de dieren die bij elkaar horen, naast elkaar.

Maak een rij vrouwtjes onder elkaar en een rij mannetjes.

Kijk op de achterkant of het goed is.

2.a Zinnen maken

Maak zelf zinnen.

Begin met 'de' of 'het' en een dier.

Daarna komt wat het dier doet.

Er zijn heel veel zinnen mogelijk.

Voorbeelden:

Het paard loopt op de weg.

Het schaap wil veel blaadjes.

2.b Langere zinnen maken

Gebruik de zinnen van 2.a.

Verander de zinnen en begin met

een roze 'wanneer'- kaartje.

Let op: er verandert nog meer in de zin.

Voorbeelden:

Morgen loopt het paard op de weg.

Elke dag wil het schaap veel blaadjes.

3. Dieren-geluid

Leg de dieren-namen onder elkaar,

een rij enkelvoud (één dier) en een rij

meervoud (meer dezelfde dieren).

Leg nu het kaartje met het juiste

dieren-geluid erachter.

4. Dieren met 'ij'

Leg de plaatjes neer.

Zoek de dieren-namen erbij.

Leg daarachter de rest van de zin.

5. Hoeveel lettergrepen?

Op de kaartjes staan de dieren van het veld.

Maak rijen onder elkaar:

– dieren met één lettergreep

– dieren met twee lettergrepen

– dieren met meer dan twee lettergrepen

6. Dieren met 2 lettergrepen

Deze dieren hebben twee lettergrepen.

Maak van de lettergreep-kaartjes de juiste namen

en leg ze onder het plaatje.

Kijk op de achterkant of het goed is.

7. Meer dan 2 lettergrepen

Deze dieren hebben meer dan 2 lettergrepen.

Maak van de lettergreep-kaartjes de juiste namen.

Weet je de naam niet, kijk dan op de achterkant.

Hoeveel lettergrepen heeft het langste woord?

8. Jonge dieren

Weet je hoe de jonge dieren heten?

Leg de namen van de jonge dieren op tafel.

Zoek de rest van de zin erbij.

9. Wat eten de dieren?

Leg eerst de dieren-namen onder elkaar.

Leg de rest van de zin erachter.

Weet je wat de dieren lekker vinden?

10. Dieren sorteren

a. Leg de dieren in vier rijen (onder elkaar):

– dieren met vier poten en met haren

– dieren met vier poten en zonder haren

– dieren met zes poten en met haren

– dieren met zes poten en zonder haren

b. Hoe heten meer van deze dieren?

Schrijf het enkelvoud en het meervoud op.

Voorbeeld: tijger – tijgers

Kijk op de achterkant of het goed is.

11. Goede zinnen maken

Leg de dieren-kaartjes onder elkaar.

Ken je de namen? Zoek ze erbij.

(Als je het echt niet weet mag je op de

achterkant kijken.) Leg nu de juiste zin

achter de naam van het dier.

12. Waar wonen de dieren?

Leg de vier zinnen onder elkaar.

Leg achter elke zin de juiste dieren.

Bij elke zin horen vier dieren.

13. Herken de dieren

Op de plaatjes staan de schaduwen van de dieren.

Leg de plaatjes op tafel. Herken je de dieren?

Leg de dieren die kunnen vliegen bij elkaar.

Leg bij elk plaatje het juiste naam-kaartje.

14. Vogels

Dit zijn allemaal vogels.

Er zitten vijf zwemvogels bij.

Zwemvogels hebben zwemvliezen.

Kijk goed naar de poten, dan kun je het zien.

Leg de zwemvogels bij elkaar.

b. Hoe heten meer van deze vogels?

Schrijf het enkelvoud en het meervoud op.

Voorbeeld: eend – eenden

Kijk op de achterkant of het goed is.

15. Dieren versjes

16. Dieren-taal-spelletjes

  1. dieren slang
  2. dieren-namen opschrijven
  3. verhaal maken
  4. dieren alfabet
  5. dieren raden

17. Boerderij-dieren kwartet

**De dieren uit het kastje:**

aap +

antilope

arend

beer +

bok

bosmuis

bunzing

bij +

cavia +

chimpansee

das

dolfijn + +

duif

egel

eend + +

eekhoorn + +

ezel +

ezelin

fret

gans +

geit + +

gent

giraffe +

goudvis +

haan + +

haas

hagedis +

hazelmuis

hen

hengst

hermelijn +

hert +

hommel

hond + +

huisjesslak

inktvis

jakhals

kalf

kalkoense haan

kalkoense hen

kameleon

kat + +

kater

kever

kikker + +

kip

kitten

koe + +

konijn + + + +

kraai +

krokodil + + +

kuiken

lam

leeuw

libel +

lieveheersbeestje

luipaard

meeuw

merrie

mier +

mol

mus

muis +

nijlpaard +

olifant + +

oorworm

paard + + + +

pad +

papegaai

puppy

ram

rammelaar

stier

schaap +

schildpad + +

slang

spin

springbok

tijger + +

uil + +

varken

veldrat

veldslak

veulen

vleermuis +

vlinder +

vos +

voedster

vogel

watersalamander

wezel

wild zwijn

woerd

ijsbeer +

zandhagedis

zebra

zeehond

zwaan +